• be·luch·ten

beluchten [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beluchten
beluchtte
belucht
zwak -t volledig
  1. ergens extra lucht in blazen; iets voorzien van extra lucht
    • Na een melding gaat de calamiteitendienst ter plekke de situatie controleren. Allerlei waardes, zoals het zuurstofgehalte, worden gemeten en er wordt onderzocht welke maatregelen mogelijk zijn. Zo probeert de dienst soms (zuurstofrijk) water uit een andere beek naar de plek des onheils te leiden of het water te beluchten met speciaal daarvoor beschikbare apparatuur. Soms rest er niets anders dan de dode vis op te ruimen. Ook dan is snelheid noodzakelijk om overlast te voorkomen. [2] 
    • Het waterschap heeft zogeheten blowers ingezet. Die beluchten het vuile water, zodat de mest sneller wordt afgebroken en er weer zuurstof in het water komt, meldt een woordvoerster vandaag. Ook is er de afgelopen dagen schoon water in de sloten gepompt. [3] 
89 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[4]