• bel·li·ge·rent
  • uit het Latijn [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen belligerent belligerenter belligerentst
verbogen belligerente belligerentere belligerentste
partitief belligerents belligerenters -

belligerent [2]

  1. oorlogvoerend, oorlogszuchtig, strijdlustig
     Ik word namelijk schijtziek en belligerent van de moraalridders die het leven, dat toch al totaal zinloos en miezerig is, verzieken met hun ziekelijke drang naar censuur.[3]
17 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[4]
  1. belligerent op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Telkens als ik censuur hoor, grijp ik naar mijn revolver” (19/02/2016), HP de Tijd
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be