belfry
- bel·fry
- Afkomstig van de Middelengelse zelfstandige naamwoorden belfrey en berfrey, die van het Oudfranse zelfstandige naamwoord berfrei komen
enkelvoud | meervoud |
---|---|
belfry | belfries |
belfry
- (bouwkunde) belfort, klokkentoren
- (bouwkunde) klokkenstoel
- (historisch) belegeringstoren
- (informeel) (VK) hoofd (in den uitdrukking "to have bats in the belfry")
- (informeel) (VS) hoofd (in den uitdrukking "to have bats in one's belfry")
- (informeel) hoofd (in den uitdrukking "a belfry full of curious notions")
- [1]: bell tower
- [1]: (verouderd) campanile
- [4-6]: to be crazy
- [1]: belfry window
- [1]: steeple
- [4]: to have bats in the belfry
een gaatje in zijn hoofd hebben
- [5]: a belfry full of curious notions
een gaatje in zijn hoofd hebben
- [6]: a belfry full of curious notions
een hoofd vol van gekke ideeën