beleveniseconomie
- be·le·ve·nis·eco·no·mie
- samenstelling van belevenis zn en economie zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beleveniseconomie | beleveniseconomieën |
verkleinwoord |
de beleveniseconomie v
- (economie) economie waarin vooral de productbeleving centraal staat
- ▸ "En daarbij gaat het niet meer alleen om 'even bijkomen'. In de laatste decennia is Nederland een consumptiegerichte beleveniseconomie geworden. We willen in onze vakantie actief bezig zijn, iets beleven. De toeristische bedrijven proberen daar op in te spelen."[1]
- ▸ Dit is trouwens absoluut geen nieuwe trend, mochten ze dat bij Bonduelle denken. Eind jaren negentig werd de term beleveniseconomie bedacht door de Amerikanen Joseph Pine en James Gilmore. Ze beschreven de beleveniseconomie als een nieuw economisch tijdperk waarin producten en diensten er veel minder toe doen, maar we vooral betalen voor een ervaring. En hoe unieker die ervaring, des te hoger de prijs die betaald moet worden.[2]
- Het woord beleveniseconomie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Beatrix opent jubileumjaar VVV” (Vrijdag 26 maart 2010, 19:59), NOS
- ↑ Weblink bron Irene van den Berg“Zelfs maïs eten moet tegenwoordig een 'belevenis' zijn” (20-07-2017), Tubantia