belettering
  • be·let·te·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord belettering beletteringen
verkleinwoord

de beletteringv

  1. het voorzien van letters
  2. de letters zoals die ergens op geschreven staan
     Als die opgeblazen buil met z'n onbegrijpelijke belettering zo lachwekkend was, waarom greep Mirjam, naast me, dan mijn hand om er even in te knijpen? Toen ik opzij keek, zag ik dat haar wimpers nat waren van het in haar gezicht gewaaide zeeschuim - ofschoon de wind uiterst mild was, en de golven, als ze die naam al verdienden, geen schuim droegen.[2]
     Reduan B. had een bedrijf in belettering bij de NDSM-werf. Het slachtoffer is de broer van Nabil B., de kroongetuige in het proces over de Mocro-oorlog.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  3.   Weblink bron “Politie heeft duidelijke beelden van dader liquidatie Amsterdam-Noord” (30-03-2018), NOS