• be·le·ge·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
belegeren
belegerde
belegerd
zwak -d volledig

belegeren

  1. overgankelijk met een leger omsingeld houden
    • Leningrad werd gedurende vele maanden belegerd door de Duitse troepen. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]