belastingbrief
- be·las·ting·brief
- samenstelling van belasting zn en brief zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belastingbrief | belastingbrieven |
verkleinwoord | belastingbriefje | belastingbriefjes |
de belastingbrief m
- (financieel) brief verzonden door de belastingdienst waarin staat hoeveel belasting de belastingbetaler dient te betalen
- ▸ Weekers wil het ook makkelijker maken om wijzigingen in te dienen van een belastingaangifte. Dat moet via de computer kunnen in plaats van via een bezwaarschrift, vindt de staatssecretaris van Financiën. Zoals eerder al was gemeld, verdwijnt de blauwe belastingbrief op den duur.[1]
- ▸ Anderstalig, laaggeletterd of doof. Ouders die de Nederlandse taal niet of slecht beheersen, hebben het lastig met het begrijpen van dingen in het dagelijks leven. Denk bijvoorbeeld aan het kopen van een treinkaartje, het lezen van een belastingbrief of het bellen van de dokter.[2]
- ▸ In een interview met de tv-zender ABC heeft Trump nu duidelijk gesteld dat hij ook niet van plan is om de kiezers snel inzage te geven in zijn belastingbrief.[3]
- (financieel) aangifteformulier voor de Belgische belastingen
- [1] aanslagbiljet
- [2] aangifteformulier
- Het woord belastingbrief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Belastingfraudeur strenger bestraft” (06-09-2012), NOS
- ↑ Weblink bron “Valentina vertaalde eigen rapportbespreking voor Spaanstalige moeder” (11-09-2018), NOS
- ↑ Weblink bron “Trump wil belastingaangifte niet openbaar maken” (10-01-2017), Tubantia