bekwamen
- be·kwa·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bekwamen |
bekwaamde |
bekwaamd |
zwak -d | volledig |
bekwamen
- overgankelijk de nodige kennis en vaardigheid bijbrengen
- wederkerend zich ~ in vaardigheid trachten te verwerven in iets
- Hij had zich niet voldoende bekwaamd in deze taal om zich verstaanbaar te kunnen maken.
vervoeging van |
---|
bekomen |
bekwamen
- meervoud verleden tijd van bekomen
- Wij bekwamen.
- Jullie bekwamen.
- Zij bekwamen.
- Wij bekwamen.
- Het woord bekwamen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bekwamen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ bekwamen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be