Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bek·vor·mig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bekvormig bekvormiger bekvormigst
verbogen bekvormige bekvormigere bekvormigste
partitief bekvormigs bekvormigers -

Bijvoeglijk naamwoord

bekvormig

  1. vorm van een bek hebbend
    • De kaken van de makreelgepen zijn bekvormig, variërend van lang en slank tot relatief kort met een iets langgerekte onderkaak. 

Gangbaarheid