bekk
- bekk
- Afkomstig van het Oudnoorse woord bekkr
Naar frequentie | 23693 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bekk | bekken | bekker | bekkene |
genitief | bekks | bekkens | bekkers | bekkenes |
bekk, m
- (geologie) beek, rivier (een kleine, natuurlijke waterloop)
- stroom van water of vloeistof
- «Det rant bekker av vann bortover golvet.»
- Er vloeiden stromen van water langs de vloer.
- «Det rant bekker av vann bortover golvet.»
- [1]: Bekken klukker.
De beek klokt.
- [1]: Bekken sildrer.
De beek lekt weg.
- [1]: Mange bekker små gjør en stor å.
Alle beetjes helpen. (letterlijk: Vele kleine beekjes maken een grote rivier.)
- [1]: ikke gå over bekken etter vann
een probleem niet op omslachtige manier oplossen
- bekk
- Afkomstig van het Oudnoorse woord bekkr
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bekk | bekken | bekkar bekker |
bekkane bekkane |
bekk, v
- (geologie) beek, rivier (een kleine, natuurlijke waterloop)
- stroom van water of vloeistof
- «Det rann bekker bortover golvet.»
- Er vloeiden stromen van water langs de vloer.
- «Det rann bekker bortover golvet.»
- bron
- [1]: Mange bekker små gjer ei stor å.
Alle beetjes helpen. (letterlijk: Vele kleine beekjes maken een grote rivier.)
- [1]: ikkje gå over bekken etter vatn
een probleem niet op omslachtige manier oplossen