bekakt
- be·kakt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bekakt | bekakter | bekaktst |
verbogen | bekakte | bekaktere | bekaktste |
partitief | bekakts | bekakters | - |
bekakt
- door overdreven gedrag, vooral spraak, benadrukkend dat men tot de bovenlaag wil behoren
vervoeging van |
---|
bekakken |
bekakt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekakken
- Jij bekakt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekakken
- Hij bekakt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bekakken
- Bekakt!
vervoeging van: | bekakken… |
verbogen vorm: | bekakte |
bekakt
- voltooid deelwoord van bekakken
- Het woord bekakt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bekakt" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ bekakt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be