[1] Eit beisel.
Een teugel.
[2] Eit beisel.
Een leidsel.
  • bei·sel
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord beizl.

beisel o

  1. (bijvorm) teugel
  2. (bijvorm) leidsel
    «Rideutstyr i form av beisel og seletøybeslag er ikkje uvanleg i vikingtidsgraver.»
    Rij-uitrusting in de vorm van teugel en leidsels zijn niet ongewoon in Vikinggraven.
bijvormen enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   beisel     beiselet,
beislet  
  beisel     beisla,
beisli  
genitief