beisel
- bei·sel
- Afkomstig van het Oudnoorse woord beizl.
beisel o
- (bijvorm) teugel
- (bijvorm) leidsel
- «Rideutstyr i form av beisel og seletøybeslag er ikkje uvanleg i vikingtidsgraver.»
- Rij-uitrusting in de vorm van teugel en leidsels zijn niet ongewoon in Vikinggraven.
- «Rideutstyr i form av beisel og seletøybeslag er ikkje uvanleg i vikingtidsgraver.»
bijvormen | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | beisel | beiselet, beislet |
beisel | beisla, beisli |
genitief |
- [1,2] (hoofdvorm) beksel