• bei·der·zijds
  • Samenstellende afleiding van beide en zijde met het achtervoegsel -s met het invoegsel -er-
stellend
onverbogen beiderzijds
verbogen beiderzijdse
partitief beiderzijds

beiderzijds

  1. van alle twee de kanten komend
77 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be