• be·grensd·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord begrensdheid begrensdheden
verkleinwoord

de begrensdheidv

  1. het ervaren van een belemmering
     Op de dag van een gevecht doen de soldaten opgewonden pogingen om buiten de begrensdheid van hun regiment te treden, ze luisteren, kijken en vragen gretig naar wat er om hen heen gebeurt.[1]
     Een bedreiging is volgens Canetti alles dat haaks staat op de identiteit van de massa. Omdat de massa appelleert aan gevoelens van vrijheid, groei en onbegrensdheid moeten zaken die 'begrensdheid' uitstralen zo veel mogelijk worden geëlimineerd.[2]
  2. iets wat je belemmert
  1. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028251151
  2.   Weblink bron
    Robin de Wever
    “Wat wilde Harens boze meute eigenlijk?” (25-09-2012), Tubantia