bees
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bees
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bees | bezen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bees m (Zuid-Nederlands)
Gelijkklinkende woorden
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bijzen |
bees
- enkelvoud verleden tijd van bijzen
- Ik bees.
- Jij bees.
- Hij, zij, het bees.
- Ik bees.
Afrikaans
Uitspraak
Woordafbreking
- bees
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bees | beeste |
Zelfstandig naamwoord
bees
- (evenhoevigen), (veeteelt) rund
- (persoon), (dysfemisme) onbeschoft mens
Engels
Uitspraak
Woordafbreking
- bees
Zelfstandig naamwoord
bees mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bee