Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • been·ruim·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beenruimte beenruimtes
beenruimten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de beenruimtev

  1. ruimte om de benen te plaatsen en uit te strekken bij een zitplaats, bijv. in een vliegtuig
    • Lange mensen hebben zelden voldoende beenruimte in een vliegtuig 
Vertalingen

Gangbaarheid