beenbederf
- Geluid: beenbederf (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbembəˌdɛrəf / (3 of 4 lettergrepen)
- been·be·derf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beenbederf | - |
verkleinwoord | - | - |
het beenbederf o
- (medisch) (historisch) aanduiding voor aantasting van het botweefsel door verschillende ziekten
- ▸ Bij de afschilfering is daarentegen het uitwendig beenvlies aangedaan, en bij het beenbederf de zelfstandigheid van het been zelf.[2]
- Het woord 'beenbederf' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Verhandeling over de Necrosis, gevolgd van eenige Waarnemingen, door F.J. ter Borgh in: Vaderlandsche Letteroefeningen , jrg. 61 deel 1 (1821), G.S. Leeneman van der Kroe en J.W. IJntema, Amsterdam, 692/693