Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • been·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen beenachtig beenachtiger beenachtigst
verbogen beenachtige beenachtigere beenachtigste
partitief beenachtigs beenachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

beenachtig

  1. gelijkend op, of eigenschappen hebbend van been
    • Soms is littekenweefsel zo hard geworden dat het haast een beenachtige substantie is geworden. 
Synoniemen

Gangbaarheid