Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beemd
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘weiland’ voor het eerst aangetroffen in 1208 [1]
  • Sedert 1208 uit Middelnederlands bekend. Mogelijk ontstaan uit een samenstelling van ban (rechtsgebied) en made (weiland), maar dit is niet zeker.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord beemd beemden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de beemdv / m

  1. strook laaggelegen land ter weerszijden van een rivier of beek die regelmatig overstroomt, wat vaak vruchtbaar weidegebied oplevert. De beemden waren gemeenschappelijke weidegronden in de buurt van o.a. de beek
    • Echte beemden zijn door de bedijking in Nederland zeldzaam. 
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen