Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beel·den·stor·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beeldenstormer beeldenstormers
verkleinwoord beeldenstormertje beeldenstormertjes

Zelfstandig naamwoord

de beeldenstormerm

  1. een deelnemer aan de Beeldenstorm
    • De beeldenstormers hebben een hoop kunst vernield. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid