bedelend kind
  • be·de·lend
vervoeging van: bedelen
verbogen vorm: bedelende

bedelend

  1. onvoltooid deelwoord van bedelen
stellend
onverbogen bedelend
verbogen bedelende
partitief bedelends

bedelend

  1. van een persoon dat deze vraagt om een gift of aalmoes
    • De sfeer is over het algemeen heel gemoedelijk. Sommige mensen in Spanje spreken schande over een filmpje, waarop te zien is dat PSV-supporters op een terrasje muntjes op de grond gooien voor bedelaars. Een verontwaardigde Spanjaard spreekt de Nederlanders vermanend toe en geeft de bedelende vrouwen wat kleingeld in hun hand. [1] 
    • Barmhartige Amerikaanse helpt bedelende dakloze aan werk: Toen de dakloze Marcus twee weken geleden Cesia Abigails café in het Amerikaanse Minnesota binnenliep, had hij niet kunnen bevroeden dat de eigenaresse van de zaak zijn leven een andere wending zou geven. In plaats van de man haar café uit te sturen, bood de 25-jarige Cesia Abigail de zwerver aan hem een klusje te laten doen voor wat geld. [2] 
  2. van een persoon dat deze maar blijft doorzeuren
    • Zijn bedelende werknemers niet gewoon strontvervelend voor een HR-afdeling? [3]