• be·de·hus
  • Samenstelling van de Deense woorden bede en hus
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bedehus     bedehuset     bedehuse     bedehusene  
genitief   bedehus'     bedehusets     bedehuses     bedehusenes  

bedehus, o

  1. (religie) bedehuis, gebedshuis
    «Andagter blev afholdt i kapeller og særlige bedehuse, oratorier.»
    Het Lof wordt gehouden in kapellen en bijzondere bedhuizen, oratoria genoemd.


  • be·de·hus
  • Samenstelling van de Noorse woorden bede en hus
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bedehus     bedehuset     bedehus     bedehusa
bedehusene  
genitief   bedehus'     bedehusets     bedehus'     bedehusas
bedehusenes  

bedehus, o

  1. (religie) bedehuis, gebedshuis
    «Norge har ca. 3000 bedehus
    Noorwegen heeft ongeveer 3000 bedehuizen.

bedehus

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van bedehus


  • be·de·hus
  • Samenstelling van de Nynorske woorden bede en hus.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bedehus     bedehuset     bedehus     bedehusa  

bedehus, o

  1. (religie) bedehuis, gebedshuis

bedehus

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van bedehus