bedankje
- be·dank·je
- In de betekenis van ‘dankbetuiging’ voor het eerst aangetroffen in 1839 [1]
- samenstelling van bedank en je het is dus GEEN verkleinwoord [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedankje | bedankjes |
verkleinwoord |
- dankzegging
- Op secretaressedag kregen de secretaresses van de Minister-President bloemen als bedankje voor hun goede zorgen.
- afzegging
- Ik ontving een bedankje van Piet, hij kon vanavond niet op het feest komen.
- Het woord bedankje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedankje" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "bedankje" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bedankje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be