• be·cij·fe·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord becijfering becijferingen
verkleinwoord becijferingetje becijferingetjes

de becijferingv

  1. berekening uitgedrukt in getallen
     Volgens de Kenyan Tourist Board is het toerisme in de eerste helft van 2014 met vier procent afgenomen. Maar een grote hotelketen noemt deze becijfering een grap en zegt dat de hotels in die periode 30 tot 50 procent verlies hebben gedraaid.[2]
     Volgens het PvdA-Kamerlid Plasterk heeft Verhagen een boze brief over de becijfering van het effect van de bezuinigingen op het persoonsgebonden budget, pgb, naar de Telegraaf gelekt.[3]
  2. beoordeling uitgedrukt in een cijfer
     Adri van der Ven, sectormanager havo/vwo van het toetsingscollege, verzekert dat de leerlingen nooit de dupe worden. "Als het examen te lang of te moeilijk is, dan compenseren we dat. Ook als er onjuistheden inzitten, zorgen we ervoor dat dat in de becijfering wordt meegenomen."[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Wat wil al-Shabaab?” (Vrijdag 3 april 2015, 21:00), NOS
  3.   Weblink bron “PvdA: Verhagen brengt CPB in diskrediet” (Maandag 19 september 2011, 14:07), NOS
  4.   Weblink bron “Toetsingscollege buigt zich over klachten examen Nederlands” (Donderdag 11 mei 2017, 20:08), NOS