Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bas·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord baswerk baswerken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het baswerko

  1. (muziek) het spel op de basgitaar
     Goed, de band uit Los Angeles mikt niet zozeer op power, maar op sfeer. Met de debuutplaat 'The fool' leverde de groep vorig jaar het Amerikaanse antwoord op The xx. Spookachtige gitaarpartijen verweven met de engelachtige zang van Theresa Wayman en Emily Kokal, voortgestuwd door groovy baswerk en diepe drumslagen van Stella Mozgawa.[1]

Gangbaarheid

61 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    tz
    “Warpaint” (30/06/2011), De Standaard
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be