Nederlands

 
bastonnade
Uitspraak
Woordafbreking
  • bas·ton·na·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bastonnade bastonnades
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bastonnadev

  1. stokslagen op de voeten of op de rug als bestraffing
  2. pak slaag
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

30 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen