Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·sis·recht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord basisrecht basisrechten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het basisrechto

  1. een fundamentele aanspraak op iets die men altijd kan maken
     "Ik maak me zorgen over deze aanzienlijke groep jongeren die uit beeld van gemeenten zijn verdwenen. Deze jongeren willen of kunnen geen aanspraak maken op een uitkering en gemeenten weten ze niet te bereiken. Zo valt een hele, vaak kwetsbare, groep jongeren tussen wal en schip. Door de decentralisaties, o.a. sluiten Wajong en jeugdzorg die na 18e ophoudt, neemt het risico hierop alleen maar toe. Ik wil dat het voor jongeren een basisrecht wordt dat ze ondersteuning krijgen vanuit de gemeente. Ook als ze geen uitkering ontvangen of net niet het juiste labeltje hebben.”[1]
     "De Mockingjay-film geeft weer wat er in onze maatschappij gebeurt", zei een van de studenten tegen AP. "Als mensen langere tijd onderdrukt worden, willen ze opstaan en voor hun rechten opkomen. Naar de film gaan is een basisrecht. Ik ben hier vandaag om voor dat recht te vechten."[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Jetta Klijnsma
    “Reacties: 100.000 jongeren krijgen geen hulp van gemeenten” (Zondag 19 juli 2015, 15:36), NOS
  2.   Weblink bron “Drie vingers in de lucht voor de Hunger Games: niet in Thailand” (Donderdag 20 november 2014, 15:48), NOS