basispastoraat
- ba·sis·pas·to·raat
- samenstelling van basis zn en pastoraat zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | basispastoraat | basispastoraten |
verkleinwoord |
het basispastoraat o
- (religie) geestelijke zorg die gericht is op de gelovigen zelf; geestelijke zorg op het laagste hiërarchische niveau
- ▸ Sinds het aantreden van Franciscus zijn er steeds meer benoemingen van bisschoppen die uit het basispastoraat komen. "Dat je ruikt naar zijn schapen, zoals paus Franciscus zelf zegt. Je zou haast denken dat de paus ze allemaal zelf uitkiest, maar dat kun je natuurlijk nooit bewijzen."[1]
- Het woord 'basispastoraat' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Nieuwe bisschop De Korte 'ruikt naar zijn schapen'” (Zaterdag 14 mei 2016, 10:47), NOS