• ba·sis·be·per·king
enkelvoud meervoud
naamwoord basisbeperking basisbeperkingen
verkleinwoord - -

de basisbeperkingv

  1. nauwere begrenzing van mogelijkheden die als uitgangspunt wordt gebruikt
     Kort en goed: niet klikken en niet reageren. Met deze basisbeperking zal de manier waarop je je sociale leven onderhoudt radicaal verbeteren.[1]
     De industrie in de Verenigde Staten zou gemaand worden de verhouding van uitstoot en economische opbrengsten te verlagen. Hoewel dit zou kunnen leiden tot een verhoogd energierendement, werd er geen basisbeperking voor de uitstoot gegeven.[2]
  2. (psychologie) (antroposofie) onoverkomelijke grenzen aan houding en gedrag als deel van iemands persoonlijkheid
     De ervaringen gaan hem te ver, hij zou ze misschien wel moeten durven toelaten, maar hij blokkeert. Hij blijft vasthouden aan het oude; dogma en vooroordeel onderstrepen deze basisbeperking.[3]
  3. (taalkunde) noodzakelijke voorwaarde voor het kunnen optreden van een bepaald grammaticaal verschijnsel in een uiting (generatieve taalkunde)
     Haar conclusie is dan ook dat het suffix -te niet aan een basisbeperking onderworpen is die samengestelde adjectiva buiten het derivationele domein sluit, maar dat er hier een semantische factor in het spel is.[4]
  1.   Weblink bron
    Cal Newport (vert. Tracey Drost-Plegt & Carla Zijlemaker)
    “Titel Digitaal minimalisme: doelbewust omgaan met digitale overvloed” (2019), Atlas Contact, Amsterdam, ISBN 9789047011910
  2.   Weblink bron
    Dinyar Godrej (vert. Ellen van Dobben-De Bruyn
    “De feiten over klimaatverandering” (2003), Lemniscaat Publishers, Rotterdam, ISBN 9789056374655, p. 129
  3.   Weblink bron
    Jeanne Meijs
    “Puberteit : De smalle weg naar innerlijke vrijheid”, 6e druk (2017), Uitgeverij Christofoor, ISBN 9789062382484, p. 25
  4.   Weblink bron
    Harald Baayen
    Taalsystematiek, taalgebruik, semantiek en produktiviteit in: Forum der Letteren., jrg. 1992 nr. 3 (september 1992), Smits drukkers-uitgevers, Den Haag, p. 222