barkas
- bar·kas
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zwaarste sloep’ voor het eerst aangetroffen in 1718 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | barkas | barkassen |
verkleinwoord | barkasje | barkasjes |
- (scheepvaart) grootste (reddings)sloep aan boord van een schip
- Het woord barkas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "barkas" herkend door:
33 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "barkas" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ barkas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be