Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·re·ma
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord barema barema's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het baremao

  1. loonschaal een bandbreedte waarbij het arbeidsloon ligt tussen een minimum- en maximumbedrag
  2. verzameling van uitgewerkte berekeningen, tafel van berekeningen
Synoniemen

Gangbaarheid

4 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen