Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • band·naam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bandnaam bandnamen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bandnaamm

  1. (muziek) naam van een muziekband
     Maar het lawaai waarmee hij binnenkwam paste niet bij de stemming waarin hij verkeerde, hij was vriendelijk en kalm en ging ontspannen op mijn bank zitten terwijl hij een paar van mijn cd’s bekeek (in een flits zag ik mezelf in de toekomst in een vergelijkbare situatie, terwijl ik mijn best deed te verbergen dat werkelijk geen enkele bandnaam me iets zei).[1]
     Het is niet voor het eerst dat een optreden van Allah-Las uit voorzorg wordt afgelast. In interviews heeft de band verteld dat een plaatselijke promotor in Turkije eens een optreden schrapte omdat hij zich ongemakkelijk voelde bij de religieuze verwijzing in de bandnaam.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  2.   Weblink bron “Popconcert Rotterdam afgelast vanwege terreurdreiging” (23-08-2017), NOS