• bal·vaar·dig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord balvaardigheid balvaardigheden
verkleinwoord

de balvaardigheidv [1]

  1. de technische vaardigheid waarmee een voetballer met de bal om kan gaan
     En dat is niet gek, want de gelijkenis is treffend. Alleen de tatoeages - en balvaardigheid - verraden dat het niet om de echte Messi gaat.[2]
     Fraser wist dat Vitesse de underdog was. "Wij komen uit pot vier. We wisten van tevoren dat Lazio en Nice beter zouden zijn. We moeten in Nederland beseffen dat zij een bepaald niveau hebben, qua balvaardigheid en fysiek."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Iraanse lookalike van Messi zorgt voor chaos” (Dinsdag 9 mei 2017, 10:37), NOS
  3.   Weblink bron “Vitesse ziek van zeperd, 'die 2-0 kost je de wedstrijd'” (Donderdag 28 september 2017, 23:07), NOS