balsahout
- bal·sa·hout
- In de betekenis van ‘lichte houtsoort’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
- samenstelling van balsa zn en hout zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | balsahout | - |
verkleinwoord | balsahoutje | - |
- zeer licht houtsoort, afkomstig van de snel groeiende Zuid-Amerikaanse balsaboom Ochroma pyramidale
- Het woord balsahout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "balsahout" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "balsahout" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ balsahout op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be