Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bal·sa
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord balsa -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het balsao

  1. (plantkunde) boomsoort uit tropisch Amerika Ochroma pyramidale  
    • Snelle groeiers zijn bijvoorbeeld kapok en balsa, banaan en papaya. [2]
  2. (materiaalkunde) zeer lichte houtsoort, afkomstig van Ochroma pyramidale  
    • Als schooljongen staarde Gerard Rutten (64) naar de luidruchtige militaire vliegtuigen die het luchtruim boven de Nijmeegse Ooypolder als oefengebied gebruikten, werd lid van een luchtvaartclub en bouwde er van balsa en papier zijn eerste zweeftoestellen. [3]

Gangbaarheid

37 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

enkelvoud meervoud
balsa balsas

Zelfstandig naamwoord

balsa v

  1. (scheepvaart) vlot