• bal·la·de
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘episch dichtstuk’ voor het eerst aangetroffen in 1509 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ballade balladen
ballades
verkleinwoord balladetje balladetjes

de balladev [3]

  1. episch dichtstuk in een aantal korte strofen waarin tragische gebeurtenissen verteld worden
  2. (muziek) zangstuk met een verhalend karakter
    • In Georgië is het nog steeds 1982. De tijd dat zangeressen nog zelf hun lange japon bij elkaar stikten en iedereen dacht dat een galmende ballade de juiste manier was om de luisteraar in het hart te raken. Eurovisienostalgie dus. Net als het begrip ‘roemloze uitschakeling’ Georgië bekend moet voor komen. [4] 
     Ze luisterden naar de ballade van talloze krekels en het ritme van de zee op de achtergrond.[5]
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[6]