Een baljurk van ontwerper Christian Dior, 1954.
  • bal·jurk
enkelvoud meervoud
naamwoord baljurk baljurken
verkleinwoord baljurkje baljurkjes

de baljurkv / m

  1. feestelijke jurk met een nauwsluitend lijfje, die vanaf de taille wijd uitloopt (meest formele vorm van kleding voor vrouwen)
    • Hoe het laatste jaar er dan uitziet? Op een zo leuk mogelijke manier je schooltijd uitzitten. Afleiding is er genoeg. Zo is er the prom, het schoolfeest dat nog het meest aan een massale bruiloft doet denken. De voorbereiding neemt weken in beslag. Van het promposal - het formele aanzoek liefst met allerlei toeters en bellen -, het huren van een smoking, het kopen van de baljurk tot het uitzoeken van de corsages. Verder bereiden scholieren zich mentaal voor op studeren. Allemaal krijgen ze van hun toekomstige alma mater een T-shirt opgestuurd dat ze vol trots op de zogenaamde college shirt day naar school dragen. Dan moeten er belangrijke keuzes worden gemaakt zoals wie hun room mate wordt, hun toekomstige kamergenoot. Willen ze samenwonen met iemand die tegen troep kan? Hebben ze liever een nachtuil of een ochtendmens. [2] 
     En vanavond zou ze haar baljurk aantrekken om hand in hand met mij avonturen tegemoet te ruisen op pleinen, in stegen en langs zwarte grachten, en ravissant een eclatant verhaal toe te voegen aan de galmende historie die deze stad aan de lippen stond als wassend water.[3]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Pia de Jong 21 juni 2016
  3. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 22
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be