bakkersschotel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bak·kers·scho·tel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bakker en schotel met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bakkersschotel | bakkersschotels |
verkleinwoord | bakkersschoteltje | bakkersschoteltjes |
Zelfstandig naamwoord
- smalle plank aan lange steel waarmee de bakker de broden in de oven schiet
Gangbaarheid
- Het woord 'bakkersschotel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.