bakhuis

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bakhuis bakhuizen
verkleinwoord bakhuisje bakhuisjes

Zelfstandig naamwoord

het bakhuiso

  1. een bijgebouw van een boerderij of landhuis waarin men vroeger brood en koek bakte
    • In het bakhuisje bevindt zich de bakoven. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be