badstrand
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bad·strand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | badstrand | badstranden |
verkleinwoord | badstrandje | badstrandjes |
Zelfstandig naamwoord
het badstrand o
- strook zand aan de rand van een meer dat men voor recreatieve doeleinden kan gebruiken
- ▸ Als op een badstrand of op een balkon, met haar arm ontbloot, het operatielicht het laatste wat ze zag voordat ze wegdoezelde in de narcose.[2]
- ▸ Strandgangers van het Badstrand in Vlissingen werden zondagmiddag verrast door een enorme vloedgolf. Een meisje van 10 jaar werd bedolven onder het water.[3]
Gangbaarheid
- Het woord badstrand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Henning Mankell (vert.Clementine Luijten)“Italiaanse schoenen” (2011), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044521832
- ↑ Weblink bron “Vloedgolf verrast strandgasten Vlissingen: meisje gewond” (31-12-2016), NOS