baccalaureaat
- bac·ca·lau·re·aat
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘laagste academische graad’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baccalaureaat | baccalaureaten |
verkleinwoord | - | - |
- het baccalaureus zijn
- laagste academische graad, o.a. in Engeland, Frankrijk en Amerika
- (onderwijs) algemene academische opleiding, voorafgaande aan specialisatie
- korte, sterk op de praktijk gerichte academische opleiding
- Het woord baccalaureaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baccalaureaat" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "baccalaureaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ baccalaureaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be