babykleertjes
  • ba·by·kleer·tjes
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord babykleertjes

de babykleertjesm

  1. de kleine kleertjes voor een pasgeboren kind
     Gisteren werd er in de uitzending van Opsporing Verzocht aandacht besteed aan de zaak. De politie verwacht de komende dagen nog meer tips te ontvangen, omdat politie.nl en andere sites de babykleertjes tonen en Opsporing Verzocht vandaag wordt herhaald.[1]
     De buren van Laura H. in Leidschendam geloven niet veel van het verhaal dat het gezin naar Turkije zou gaan om vluchtelingen te helpen. "Het gezin verdween spoorloos en alles in de woning was er nog. Het licht brandde, er stonden pannen op het fornuis en de babykleertjes lagen er nog. En de vader van Iman, het dochtertje van vier, wist van niets."[2]

de babykleertjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord babykleren
  1.   Weblink bron “Politie Breda krijgt 45 tips over vondeling in tas” (Woensdag 4 maart 2015, 10:40), NOS
  2.   Weblink bron “Syriëgangster Laura H. voor de rechter” (Dinsdag 1 november 2016, 11:38), NOS