Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·by·huid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord babyhuid (babyhuiden)
verkleinwoord babyhuidje babyhuidjes

Zelfstandig naamwoord

de babyhuidv / m

  1. (anatomie) huid van heel jonge kinderen
    • Bij de babywas wordt er al wel vaak gewaarschuwd geen wasverzachter of sterk geparfumeerde wasmiddelen te gebruiken; de tere babyhuid is er vaak gevoelig voor. [1]
    • Haar overvloedig crême-achtig schuim reinigt de kleinste huidporiën en kan zelfs de teerste baby-huid niet prikkelen. [2]
Opmerkingen
  • Het woord is alleen gangbaar om de huid als lichaamsdeel te beschrijven. Hoewel 'huid' ook de betekenis 'afgestroopt vel' kan hebben, is dat in deze samenstelling ongebruikelijk. Daardoor komt de meervoudsvorm nauwelijks voor. Het verkleinwoord drukt meer een gevoel van vertedering uit dan een oordeel over de omvang. De meervoudsvorm van dit verkleinwoord is daardoor gebruikelijker om uit te drukken dat iets over de huid van meerdere baby's wordt gezegd.

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen