búa
- IPA: /ˈpuːa/
- Afkomstig van het Oudnoorse búa.
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord (supinum) | |
3e pers enk. | 1e pers mv. | ||
búa | bjó | bjuggum | búið |
volledig |
búa
- Afkomstig van het Oergermaanse *būanan.
búa
- IPA: (Hanoi) /ɓuɜ35/
búa
- hamer: voorwerp bestaande uit een steel en een vierkant blok metaal gebruikt om te kloppen
- Trên đe dưới búa. – Tussen hamer en aambeeld. (letterlijk: Op het aambeeld, onder de hamer.)
- nện búa – slaan met een hamer
- đầu đau như búa bổ – barstende hoofdpijn hebben (letterlijk: hoofdpijn alsof er een hamer op slaat)
búa
- (familiair) liegen
- Nó búa mà anh cũng tin. – Hij liegt en je gelooft hem dan nog.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Hồ Ngọc Đức, Free Vietnamese Dictionary Project