• azijn·ma·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord azijnmaker azijnmakers
verkleinwoord

de azijnmakerm

  1. (beroep) persoon die azijn maakt van bier, wijn of andere alcoholische dranken
     De experts die aan het woord kwamen, hadden weinig lovends te melden over de azijn waarmee half Nederland zijn salade aanmaakt. ,,Je kunt niet iets goed maken als je basis echt prut is", zei de Franse azijnmaker Adrien, die de Nederlandse waren proefde. Wijnexpert Yvo Pieksman schrok toen hij het spul uit het eerste flesje rook. ,,Het slaat op je hoofd”, zei hij tegen Marijn Frank van het tv-programma. Die voegde daaraan toe: ,,Het is alsof je overgegeven hebt en nog een keer moet.” ,,Je hebt gelijk", vond Pieksman. ,,Dat is een goeie.”[2]
  2. (bedrijf) onderneming die azijn produceert
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Ellen den Hollander
    “Herkomst wijnazijn blijft vaak schimmig: ‘Het is alsof je overgegeven hebt en nog een keer moet’” (5 november 2021), Tubantia