Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • avond·spits
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord avondspits avondspitsen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de avondspitsv / m

  1. (verkeer) de grote verkeersdrukte aan het einde van de middag en het begin van de avond
    • Hij wilde graag vroeg vertrekken, zodat hij de avondspits voor kon zijn. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be