autostrada
  • au·to·stra·da
enkelvoud meervoud
naamwoord autostrada autostrada's
verkleinwoord

de autostradav

  1. autoweg met gescheiden rijbanen en ongelijkvloerse kruisingen
     Van Turijn naar Milaan is het over de autostrada A4 nog geen twee uur rijden, de steden liggen maar een kleine 150 kilometer uit elkaar. Het peloton van de Giro d'Italia doet er vanaf zaterdag echter drie weken over om Milaan te bereiken.[3]
     De Polcevera-brug stortte op 14 augustus vorig jaar in. Er vielen doden onder de automobilisten die op dat moment op de brug reden, en onder de bewoners van de huizen die eronder stonden. Tegen twintig mensen en beheerder Autostrada loopt nog een onderzoek naar de verantwoordelijkheid.[4]
  1. autostrada op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Zonder uitgesproken favoriet, maar met Groenewegen en Evenepoel begint de Giro” (Vrijdag 7 mei 2021, 16:00), NOS
  4.   Weblink bron “Sloop ingestorte brug Genua begonnen” (Zaterdag 9 februari 2019, 08:59), NOS