autonomistisch
- au·to·no·mis·tisch
- afgeleid van autonomist met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | autonomistisch | autonomistischer | |
verbogen | autonomistische | autonomistischere | |
partitief | autonomistisch | autonomistischers | - |
autonomistisch [1]
- met betrekking tot het autonomisme
- Het woord autonomistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.