automobielsport
  • au·to·mo·biel·sport
enkelvoud meervoud
naamwoord automobielsport
verkleinwoord

de automobielsportv / m [1]

  1. (sport) wedstrijdsport waarbij men in sportauto's rijdt
     Als ik niet bij de spoorwegen aan de slag kan, ga ik de auto promoten, moet Van den Broeck gedacht hebben. De auto is een ware passie voor Van den Broeck. Van den Broeck draait al twaalf jaar mee in de automobielsport. In zijn vrije tijd toert hij rond op zijn Harley-Davidson en je kan hem geregeld zien op het circuit van Zolder, onder meer in de vierentwintig uren. Hij heeft ook al een aantal deelnames aan de Dakar-rally op zijn palamares. Sinds 2004 vormt hij een vast team met Pascal Feryn. In 2006 eindigde hij 52ste.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Michel Van den Broeck wordt Mr. Autosalon” (Woensdag 16 mei 2007 om 00:00), De Standaard