Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • at·le·tiek·sta·di·on
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord atletiekstadion atletiekstadions
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het atletiekstadiono

  1. (sport) plaats waar bezoekers kunnen kijken naar atletiekwedstrijden
     Een van die twaalf atleten is Fanny Blankers-Koen. Ter ere van haar wordt een IAAF-plaquette aangebracht bij het atletiekstadion in Hengelo, dat al naar haar vernoemd is en waar ieder jaar ook de FBK Games worden gehouden. In 1948 won Blankers-Koen vier gouden medailles bij de Olympische Spelen in Londen.[2]
     Bij het nationale atletiekstadion in de Jamaicaanse hoofdstad Kingston werd maandag een groot standbeeld van de achtvoudig olympisch kampioen onthuld. Maar toen het zwarte doek van het standbeeld moest vallen, haperde de techniek.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “IAAF eert atletiekiconen als Blankers-Koen en Owens met plaquette” (Zondag 2 december 2018, 23:07), NOS
  3.   Weblink bron “Bolt doet langer over onthulling standbeeld dan over 100 meter” (Dinsdag 5 december 2017, 14:27), NOS